Dick Schoof, coördinator van de NCTV, oogt al geruime tijd paranoia. In zijn DTN’s zoekt hij onder iedere steen naar het jihadistische gevaar.
De coördinator terrorismebestrijding stelt in het tweede dreigingsbeeld [DTN-2, september 2005] dat ‘het tegengaan van zelfmoordaanslagen moeilijk, zo niet onmogelijk is.’ Deze conclusie, die wordt getrokken naar aanleiding van de aanslagen in Londen van juli 2005, is tekenend voor de rest van het dreigingsbeeld van de afgelopen tien jaar. Eigenlijk is de NCTb niet verantwoordelijk, maar zij waarschuwt wel, al lijkt het erop dat steeds naar het verkeerde gevaar wordt gekeken.
De traumatische gebeurtenissen van het afgelopen decennium in dit land (Alphen a/d Rijn 2011, Apeldoorn 2009, Amsterdam 2004) zijn niet jihadistisch van aard, maar volgens de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) schuilt het grote gevaar wel degelijk in de jihadistische moskeeën, stichtingen, organisaties, netwerken, predikers, ronselaars, jihadgangers, terugkeerders, de niet-afgereisden en anderen die worden ingedeeld als vijanden van het westen.
Ongekende netwerken
De bipolaire wereld die door de NCTV wordt geschetst, begint in het eerste dreigingsbeeld van 2004 met een direct verband tussen Nederlandse jongeren en groepen als al-Qaida. In de jaren die volgen wordt de beschrijving van het jihadistische gevaar niet minder maar meer, terwijl er niets gebeurt van jihadistische zijde. Uiteindelijk is de dienst aan het wachten op de aanslag en stelt terreurambtenaar Schoof na de aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo dat men alert moet zijn, maar niet paranoïde.
De link tussen Nederlandse jongeren en de grote terrorismewereld van al-Qaida en andere notoire groepen, kwam in de eerste jaren van het DTN voort uit de moord op Theo van Gogh, de Hofstadgroep (naamgeving door de AIVD) en de mensen rondom Samir A. In de loop der jaren zijn deze groepen gedefinieerd als jihadistische netwerken. De laatste jaren moet de coördinator toegeven dat deze netwerken stuurloos, doelloos en zonder leider zijn, maar dat heeft hun gevaar sinds de moord op Van Gogh niet verminderd.
Uiteindelijk valt uit de dreigingsbeelden niet te concluderen of er daadwerkelijk een uitgebreid netwerk van jihadisten bestaat. In 2006 komt de term ‘ongekende netwerken’ op, die de dreiging omvattender en complexer maakt. Ongekende netwerken zijn netwerken waar de terreurdienst geen weet van heeft, maar die volgens de coördinator wel bestaan. Het is als de unknown unknowns van voormalig minister van Defensie van de VS Donald Rumsfeld, onbekende gevaren die we niet kennen. De ongekende netwerken zijn in dit geval de unknown knows.
De coördinator gaat er vanuit dat deze netwerken een gevaar vormen, maar weet niet of ze er zijn. AEL, Sharia4Holland, Behind Bars en Hizb-ut Tahrir (HuT) worden genoemd als ‘belangrijke’ groepen die een centrale rol in de jihadistische netwerken zouden spelen, maar veel onderbouwing voor deze stelling levert de NCTV niet.
Daarbij is opvallend te noemen dat zodra een groep als Sharia4Holland nog maar net is opgericht de overheid met haar volle gewicht zich op de club heeft gestort en al snel labelt als zijnde extremistisch, jihadistisch of terroristisch. Of de groepen ondergronds verder zullen gaan, is moeilijk te zeggen, want vergaderen, samenkomen en discussiëren zijn grondwettelijke rechten en geen terroristische activiteiten als de groepen zelf niet terroristisch zijn.
Gaza-protesten
De zomer van 2014 vormde voor de NCTV tot nu toe het jihadistische hoogtepunt, met een demonstratie op 24 juli ten tijde van de Israëlische militaire belegering van Gaza in het kader van de operatie Operation Protective Edge. Tijdens deze demonstratie in de Haagse Schilderswijk werden IS-vlaggen meegedragen hetgeen tot een tegendemonstratie leidde op 10 augustus 2014. Die zomer was überhaupt gevuld met protesten in het hele land naar aanleiding van het conflict tussen Israël en Palestina waarbij 72 Israëli’s en rond de 2100 Palestijnen om het leven kwamen.
De ophef rond de demonstratie van 24 juli 2014 staat in schril contrast met een vergelijkbare demonstratie op 21 december 2013. Groot verschil met 2014 was dat er eind 2013 geen alles vernietigende operatie van het Israëlische leger gaande was. Dit laatste zorgde voor een heftig debat over leuzen, spandoeken en demonstraties, waardoor het leek alsof de Schilderswijk in brand stond.
Voor de NCTV maakte dat geen verschil, de dreiging bleef substantieel, de aanslag reëel. Protesten en demonstraties worden door de dienst altijd in verband gebracht met radicalisering en polarisatie, de laatste jaren consequent onder het kopje geweld, ook al is er niets of weinig gebeurd. Hierbij kan het om allerlei vormen van protest gaan. Graffiti, een tentenkamp van vluchtelingen, een protest tegen een moskee, een verstoring van een debat; alles wordt in de hokjes polarisatie, radicalisering, extremisme, terrorisme geplaatst.
De mensen die protesteerden werden eigenlijk standaard extremisten genoemd en incidenten direct gekoppeld aan extremisme, met verharding als resultaat. Waarbij consequent het jihadisme het grootste gevaar vormt. De tolerantie van de overheid ten aanzien van protest en anderssoortige meningen is in tien jaar sterk afgenomen. De taal van de repressieve tolerantie om burgers in het gareel te houden, wordt in de loop der jaren steeds indringender. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de protesten tegen de gaswinning in Groningen in het terrorismebeeld van coördinator Schoof terecht komt.
Verbreding
Om radicalisering en polarisatie aan te pakken, zet de NCTV steeds vaker ‘professionals’ in. In tien jaar DTN’s worden, naast de medewerkers van inlichtingen- en opsporingsdiensten, steeds meer mensen uit zorg en onderwijs aan de lijst van terrorismebestrijders toegevoegd. Eerst ging het hierbij nog om leraren, jeugdwerkers en medewerkers van het Centrum voor Werk en Inkomen. Zodra Dick Schoof de zetel van coördinator bezette, werden daar ook vertrouwenspersonen aan toegevoegd.
Deze tendens, iedereen medeverantwoordelijk maken voor het anti-terrorismebeleid, houdt gelijke tred met de verbreding naar terreinen als migratie, internet, media en financiën. Daarbij wordt in eerste instantie terrorisme als argument voor stringentere wetgeving gebruikt, vervolgens criminaliteit, voetbalsupporters en tot slot dissidente geluiden.
Zo komt het onderwerp van de Passenger Name Records (PNR) in DTN-11 (2011) op de agenda. In DTN-15 (2008) en DTN-17 (2009) wordt expliciet terrorismebestrijding vermeld. In DTN-21 (2010) spreekt de Nederlandse overheid nog over ‘doelbinding, proportionaliteit en privacy van de reiziger.’ In DTN-25 (2011) is het argument al opgerekt tot ‘het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en zware criminaliteit (EU PNR).’ In 2013, DTN-33 is een bredere behoefte het uitgangspunt geworden. ‘De behoefte om passagiers- en reserveringsgegevens te gebruiken voor het tegengaan van jihadgang, maakt deel uit van een bredere behoefte aan het gebruik hiervan in de strijd tegen zware criminaliteit, zoals mensenhandel en terrorisme.’
Of die behoefte reëel is, de passagiersgegevens ook daadwerkelijk nut hebben, is niet van belang. Ratio en feiten zijn niet aan de NCTV besteed. Eerst zijn de salafisten het grote kwaad en zouden ze al twintig jaar lang de moskeeën in Nederland langzaamaan overnemen, om vervolgens in 2010 plotseling partners van de overheid te zijn geworden in de bestrijding van de jihad. In 2011 komen de salafisten zelfs in het geheel niet voor in het dreigingsbeeld. Vanaf 2012 zijn de salafisten weer terug maar vormen in Nederland geen gevaar, terwijl zij in het buitenland wel degelijk een bedreiging vormen.
Onwaarheden
De NCTV slingert regelmatig wetenswaardigheden de wereld in die vervolgens weer even snel verdwijnen. Zo wordt in DTN-22 (2010) gesteld dat verschillende bevolkingsgroepen (Koerdische, Pakistaanse, Molukse, Somalische) een voedingsbodem zouden zijn voor radicalisering. De NCTV presenteerde een literatuurstudie en een niet representatieve steekproef als wetenschappelijk onderzoek. De Molukkers vallen al na drie maanden af als blijkt dat zij het slachtoffer zijn geworden van brandstichting, bekladding en schoten.
De Somalische brandhaard smeult nog even verder, ook omdat de CBS de ‘wetenschappelijke’ studie zou hebben bevestigd. De NCTV lijkt tevens gelijk te krijgen als eind 2010 twaalf Somaliërs worden aangehouden in het kader van een terroristische Kerst plot. De Somalische Nederlanders blijken echter niets te hebben misdaan. Wat de overheid uiteindelijk achterlaat is een aantal gestigmatiseerde landgenoten met het label terrorist en veel vernielde eigendommen. Vervolgens zijn de Somalisch-Nederlandse extremisten van de terreurkaart van de coördinator verdwenen.
De onwaarheden van de NCTV vallen niet alleen op bij de arrestaties, zoals die van de twaalf Somalische Nederlanders in 2010 of de zeven Marokkaanse Nederlanders in 2009 tijdens het IKEA plot. Zo worden CBRN-incidenten (chemische, biologische, radiologische of nucleaire middelen) gepresenteerd als aanstaand gevaar, terwijl het de grote vraag is of radicalen in Nederland daar überhaupt naar op zoek waren of zijn. In tien jaar tijd noemt de NCTV slechts één voorbeeld van een aanslag met chloor in Irak. Of chloor daadwerkelijk het middel van de aanslag was of dat het toeval was dat de vrachtwagen met chloor werd gebruikt, is onduidelijk.
Ook bij de zelfgemaakte explosieven stelt de NCTV keer op keer dat bij veel aanslagen in Europa huis, tuin en keuken bommen zijn gebruikt. Bij de aanslagen in Madrid echter werd gebruik gemaakt van regulier dynamiet, geleverd door een informant van de overheid. In Londen werden, volgens de minimale informatie die er over de aanslagen beschikbaar is, ook reguliere explosieven gebruikt. Daarnaast was er sprake van allerlei exotische pogingen die mislukten. Enkel Anders Breivik was in staat om genoeg kunstmest met nitraatzouten en benzine te verzamelen waarmee een bom kon worden gebouwd. Maar alleen al die hoeveelheid kunstmest met nitraatzouten roept allerlei vragen op.
Verwarde mannen
Breivik was overigens niet de aanleiding van de pilot ‘solistische dreigers’ van het KLPD, maar het rapport ‘Individuele bedreigers van publieke personen in Nederland’ (COT, Verwey-Jonker Instituut en Zorg Consult Nederland). Dit rapport behandelt overigens wel de problematiek rondom het bedreigen van politici en Breivik had het met het doodschieten van 77 socialistische jongeren in Noorwegen in 2011 duidelijk gemunt op de politiek.
Het onderzoek en de pilot van de KLPD volgden op de handelwijze en motieven van Karst Tates, die op 30 april 2009 met een auto een mislukte aanslag pleegde op het koninklijk gezelschap in Apeldoorn. Tates definiëren als verwarde gek komt zowel de onderzoeksinstituten als de overheid goed uit. NCTV-coördinator Akerboom van dat moment schreef in het voorwoord van het rapport dat ‘onderzoek als dit letterlijk van levensbelang is.’ Hij sprak juli 2010 over ‘inzet’ en ‘effectieve maatregelen’ en vervolgens schoot Tristan van de Vlis op 9 april 2011 wild om zich heen in een winkelcentrum in Alphen aan de Rijn.
Zowel de gebeurtenissen op 30 april 2009 als op 9 april 2011 vonden hun weg niet in het dreigingsbeeld van de NCTV, zij passen namelijk niet in het jihadistische wereldbeeld van de dienst. Of de NCTV medeverantwoordelijk was voor deze aanslagen valt moeilijk vast te stellen. De NCTV stelde wel steeds in de DTN’s voorafgaande de aanslagen dat een aanslag op handen is, dus de daden van Tates en Van de Vlis, en later de neergeschoten MH-17, kunnen in dat licht worden gezien. De dienst had de samenleving gewaarschuwd, alleen bedoelde de coördinator daarmee geen aanslag uitgevoerd door een ‘niet-jihadist.’
De jihadist is terrorist in de ogen van de NCTV, alles wordt in dat vertoog gepropt. Twee niet-werkende bomkoffers in Duitsland zijn een aanslag, drie keer een aanslag met metalen platen op een hoge snelheidstrein incidenten. De laatste aanslagen worden niet vermeld in het DTN. In het eerste geval werden twee moslims aangehouden en dus is er het jihadistische terreur.
Een groep mensen die een Oezbeekse verzetsgroep IMU steunde, werd gearresteerd en door de NCTV geportretteerd als zijnde facilitators van de jihad. Geen woord over Oezbekistan, de mensenrechten aldaar en het feit dat IMU voor 2001 nog wel op enige positieve aandacht in het westen kon rekenen. Nu zijn het jihadisten en dienen zij het schrikbeeld van de terreurdienst.
Ongenuanceerd
De film van Wilders, Fitna, beheerste het dreigingsbeeld van 2008, maar waar die dreiging uit bestond kon de NCTV niet duidelijk maken. De moslimgemeenschap reageerde namelijk nogal cool op de film die zeker geen bijzondere productie bleek. Voormalig NCTV-coördinator Joustra kon het niet uitstaan dat er geen grote rellen waren uitgebroken en Nederlandse ambassades waren afgebrand.
Niet alleen rondom arrestaties en aanslagen rapporteert de NCTV ongenuanceerd. Ook ten aanzien van het internet en blogposts heeft de een jihadistische bril opgezet. De dienst spreekt al van het jihadistische internet en blaast berichten van reageerders op tot oneindige proporties.
In 2012 gaat de NCTV nader in op een oud gerucht uit 2008 dat ‘Nederland zou toestaan dat er een erotische film over de vrouwen van profeet Mohammed zou worden gepubliceerd’ omdat het gerucht tot ‘een bedreiging tegen Amsterdam, tegen Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen en tot vier demonstraties bij de ambassade in Tripoli’ zou hebben geleid. Voor het vaststellen van de ernst is er meer informatie nodig, maar die geeft de coördinator niet.
De demonstraties in Tripoli waren niet al te groot en hebben de internationale media niet gehaald vanwege de beginnende burgeroorlog in Libië. Het is daarom ook niet vast te stellen of ze plaats hebben gevonden. Over de aard van de dreigementen valt niets te zeggen, want de inhoud wordt door de dienst niet vrijgegeven. Dreigementen via sociale media vinden echter dagelijks in groten getale plaats. Alleen al op Twitter worden volgens de politie per dag 35.000 dreigementen geuit, waarvan er 200 serieus worden genomen.
Jihadgangers
En dan zijn er natuurlijk de ‘jihadgangers’ of Syrië-gangers. Deze Nederlandse staatsburgers hebben in ieder geval de linguïstieke strijd verloren. Jihad, jihadisering, jihadisme, het zijn allemaal synoniemen geworden voor terroristen, terroristisch, terrorisme. Aan de andere kant hebben zij winst geboekt doordat de NCTV de j-reizigers niet alleen ziet als een constante vorm van zorg, maar ook als een constante vorm van statistisch goochelwerk.
Wie de berichten in de dreigingsbeelden van de afgelopen jaren doorneemt, krijgt de indruk dat er sprake is van honderden, zo niet duizenden reizigers en terugkeerders. Dit terwijl het eigenlijk om een handvol mensen gaat. Mensen die naar de jihadistische strijdgebieden trekken, wordt al gemeld in het eerste dreigingsbeeld uit 2004: Samir Azzouz onderweg naar Tsjetsjenië.
Voormalig coördinator Akerboom schetst een beeld van meerdere signalen, groei, enkele uitreizen, maar ook dat het vaststellen van het aantal lastig is. ‘Hoewel er in 2011 wel meer signalen zijn over jihadreizigers uit Nederland, is het lastig vast te stellen of het aantal jihadreizigers daadwerkelijk stijgt [DTN-27, 2011].’ ‘Het aantal jihadisten dat uitreist naar een jihadistisch strijdgebied is in de afgelopen jaren gegroeid.’ [DTN-28, 2012] ‘Ook in de afgelopen periode zijn weer enkele uitreizen naar jihadistische strijdgebieden vastgesteld.’ [DTN-30, 2012]
Coördinator Schoof probeert die aantallen wel te noemen. In DTN-32 (2013) zijn het ’tientallen personen in Nederland die alleen of in kleine groepjes naar landen als Egypte en Syrië reisden.’ In DTN-33 zijn het er tussen de vijftig en de honderd. ‘In augustus het aantal jihadistische uitreizen van Nederland naar Syrië weer toe nam in vergelijking met de maanden hiervoor’ (DTN-34, 2013).
In de inleiding van DTN-35 stelt Schoof dat ‘het aantal uitreizigers vanuit Nederland nog steeds stijgt.’ In DTN-36 ging het om ‘een continue aanwas van uitreizigers.’ In DTN-37 heeft die ‘gestage toename van uitreizigers zich voortgezet zodat inmiddels in de afgelopen twee jaar rond de 160 personen zijn uitgereisd (cijfers per 1 november 2014).’ Alle aandacht van de afgelopen jaren gaat uit naar de 160 Nederlandse jongeren waarvan volgens de NCTV er ‘rond de honderd Nederlanders nog in het strijdgebied aanwezig zijn, onder wie zo’n dertig vrouwen.’
Stempel terrorist
De uitreizigers, terugkeerders, de mensen die willen uitreizen en degen die niet kunnen uitreizen zijn in feite in de ogen van de NCTV al terrorist. Dit terwijl de coördinator moet toegeven dat ‘de strafrechtelijke aanpak van vermoedelijke rekruteurs en van terugkeerders die zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie en/of betrokken zijn geweest bij (oorlogs)misdaden te kampen heeft met problemen met betrekking tot de bewijsgaring.’
Let op het taalgebruik, er is al vastgesteld dat er sprake is van deelname aan een terroristische organisatie, maar de bewijsgaring is moeilijk. Hoe Schoof tot die conclusie komt, is niet duidelijk. In DTN-34 [eind 2013] waren ze nog waarschijnlijk allemaal bij Jabhat al Nusra terecht gekomen. In DTN-35 [begin 2014] is de coördinator er zeker van dat alle Nederlanders ‘bij JaN (Jabhat al Nusra) zijn terecht gekomen.’ Een half jaar later ‘bij minimaal drie jihadistische strijdgroepen; de meerderheid valt onder Jabhat al Nusra (JaN) en ISIS, een minderheid bevindt zich bij Jund al-Aqsa (JaA).’ [DTN-37]
De NCTV heeft dit allemaal vastgesteld terwijl er problemen zijn bij de bewijsgaring. Begin 2014 is de dienst ook in juridische zin overtuigd van het feit dat de terugkeerders terroristen zijn: ‘Duidelijk is verder dat de meeste jihadstrijders in Syrië strijdervaring opdoen, gruwelijkheden plegen en door radicaliseren.’ Op basis waarvan de coördinator tot deze conclusie komt is onduidelijk, de dienst claimt dat ‘de Nederlandse jihadgangers op dit moment voetsoldaten zijn voor deze strijd.’
Het zijn ‘voetsoldaten’ in de oorlog die de NCTV graag wil voeren. De notie dat in Syrië een dictator al decennialang aan de macht is en een deel van het volk zich wil bevrijden van deze dictatuur, is in de dreigingsbeelden niet terug te vinden. Het woord burgeroorlog ten aanzien van Syrië komt in 2011 en 2012 niet voor in het vocabulaire van de dienst. In 2013 en 2014 wordt de burgeroorlog in Syrië in vier van de zes dreigingsbeelden vermeld. In slechts één van alle dreigingsbeelden van de afgelopen tien jaar wordt melding gemaakt van tienduizenden doden. [DTN-33] De miljoenen vluchtelingen en de ontwrichting van een hele regio, de dienst maalt er niet om.
Oorlogsretoriek
Alles dient de oorlogsretoriek van de NCTV. Het vermelden van burgers, burgerslachtoffers en vluchtelingen is daarom niet interessant. In de drang om te scoren werkt de dienst samen op zowel bilateraal als multilateraal vlak met landen als Marokko, Algerije, Saoedi-Arabië, Egypte, Jordanië, Pakistan en andere landen die het niet zo nauw nemen met de mensenrechten.
Twee dictaturen waren zelfs uitverkoren als sparringpartners in het contraterrorisme beleid: Algerije en Saoedi Arabië. De coördinator was enigszins teleurgesteld dat er wat verschillen zijn ‘in historische, culturele, religieuze en politieke context.’ De Algerijnse dictatuur doet ook nog mee aan een instituut ter bevordering van de rule of law.
Of het beleid van de NCTV effect heeft, is eigenlijk niet meer belangrijk. Analyses betreffende het eigen functioneren behoren niet tot het repertoire van de coördinator. Deze jihadistische oorlog van de NCTV heeft niets met veiligheid te maken, de neergeschoten vlucht MH-17 is daarvan het bewijs. Waarom de dienst de basisveiligheid van de burgerluchtvaart niet op orde heeft, is niet interessant. Er moet op jihadi’s worden gejaagd waarvoor het schetsen van een zo noodlottig mogelijk beeld van de moslimgemeenschap de belangrijkste voorwaarde is.
Buro Jansen & Janssen, 25 maart 2015