Dat studenten actie voeren tegen aangekondigde bezuinigingen op het onderwijs is van alle tijden. Daar is niets staatsondermijnend aan. Des te meer opmerkelijk dat diverse actieve studenten gedurende de acties en betogingen door de Regionale Inlichtingendienst en geheime dienst AIVD benaderd zijn met de vraag informant te worden.
Eind 2009 stak er langzaam een storm van protest op tegen de bezuinigingen in het onderwijs. Al jaren wordt er zowel binnen de politiek als vanuit wetenschappelijke hoek geroepen dat er geïnvesteerd moet worden om het Nederlandse onderwijs op peil te houden. De regering van CDA en VVD met gedoogpartner PVV vindt echter dat ook het onderwijs moet korten in verband met de algemene economische malaise. De studentenbonden, maar ook docenten keerden zich tegen het beleid van staatssecretaris Zijlstra van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
Naast de ‘officiële’ organen van studenten (LSVB en IOS) en de jongerenorganisaties van enkele politieke partijen (Dwars en Rood) ontstond er een keur aan actiegroepen. Verspreid over het land richtten studenten clubs op als de Kritische Studenten Utrecht (KSU), Kritische Studenten Nijmegen Arnhem (KSNA), Kritische Studenten Twente (KST), Professor Protest (Amsterdam), SACU (Studenten Actie Comité Utrecht), Onderwijs is een Recht (OIER, Landelijk) en de comités SOS Nijmegen en SOS Amsterdam.
Actiegolf
Vanaf april 2010 tot de zomer van 2011 spoelde een golf aan acties over het land. Ludieke acties op straat of in universiteiten, bezettingen van hogescholen en faculteiten en demonstraties in verschillende steden. In het najaar van 2010 nam het protest in omvang toe en in januari 2011 demonstreerden ruim 10.000 studenten tegen de bezuinigingen.
Doel van de acties was van meet af aan duidelijk: geen kortingen op het onderwijs, zeker in een tijd dat de werkloosheid toeneemt. Ook al leefde er groot ongenoegen over het kabinet en gedoogpartner PVV, de regering omverwerpen was nooit een doelstelling. Oppositiepartijen en universiteits- en schoolbesturen verzetten zich samen met de studenten.
Nu lopen ludieke acties, bezettingen en demonstraties wel eens uit de hand, maar zoals onderzoek van Buro Jansen & Janssen naar demonstratierecht in Den Haag heeft uitgewezen, gebeurt dit zelden. Als er al ongeregeldheden plaats vinden, zijn lang niet altijd de actievoerders de schuldigen. Veelal is het ook te wijten aan het optreden van de politie. Bij grote demonstraties is vaak ook een overmacht aan mobiele eenheid aanwezig. De laatste jaren blijven ernstige rellen dan ook uit.
Begin 2011, op het hoogtepunt van de protestgolf, deed zich echter iets geks voor. Op de ochtend van vrijdag 21 januari meldde VVD-burgemeester Van Aartsen aan de NOS dat ‘de gemeente Den Haag aanwijzingen had dat radicalen de studentendemonstratie van vandaag willen verstoren’. Van Aartsen zei dat de politie die aanwijzingen baseerde op informatie afkomstig van ‘open en gesloten bronnen’.
Tijdens die demonstratie vonden er enkele schermutselingen plaats, maar of daar de ‘radicalen’ bij betrokken waren waar Van Aartsen eerder die dag op doelde, bleef onduidelijk. De open bronnen zouden websites, pamfletten en allerlei bladen zijn. Bij gesloten bronnen kan het gaan om telefoon en internet taps, observaties, maar ook informanten en infiltranten.
Zoals verwacht vond er een relletje plaats op het Plein voor het Tweede Kamergebouw en op het Malieveld. De politie meldde dat een deel van de aangehouden jongeren deel uit zou maken van radicale groeperingen. Volgens burgemeester Van Aartsen waren de arrestanten leden van de linkse groep Anti-Fascistische Aktie, zo meldde de NOS die avond.
Radicalen
Volgens de demonstranten liepen er tijdens de betoging veel agenten in burger mee en was de ME dreigend aanwezig. Dit kan het gevolg zijn geweest van de dreigende taal van de burgemeester. De ‘radicalen’ moesten per slot van rekening in de gaten worden gehouden. Van de 27 verdachten (cijfers van de politie) werden er nog op dezelfde dag 22 vrijgelaten.
Vijf verdachten werden maandag 24 januari voorgeleid. Volgens het openbaar ministerie bevonden zich hieronder ‘enkele niet-studenten’. Het zou gaan om een 27-jarige man uit Spanje, een 22-jarige man uit Haarlem, een 21-jarige Amsterdammer, een 26-jarige inwoner van Wassenaar en een 18-jarige Delftenaar.
Het OM maakte niet duidelijk wie nu wel of niet student was. Een HBO-student Arts and Sciences kreeg 8 weken onvoorwaardelijk opgelegd, een student politicologie en geschiedenis 80 uur werkstraf, een bouwkundestudent 40 uur werkstraf en een student toerisme een boete van 500 euro.
Alle verdachten en advocaten spraken van excessief politiegeweld. “De ME mishandelde vrouwen en kinderen” en “ik smeet vrijdag een aantal stenen, nee, geen bakstenen, naar de ME, omdat het geweld dat de politie gebruikte me diep schokte.” De rechter moest toegeven dat het optreden van de politie “niet de schoonheidsprijs verdiende.”
De veroordeelden waren allemaal studenten, zelfs de Spanjaard. Waarom logen burgemeester, politie en OM zowel voor als na de demonstratie over ‘radicalen’? Bespeelden zij de media om zo studenten in een verkeerd daglicht te plaatsen? En waar kwamen die radicalen plotseling vandaan? Na de demonstratie waren de radicalen volgens de burgemeester deelnemers aan de actiegroep AFA. Welke kennis had de politie en vanwaar werd die ingezet?
De gebeurtenissen rondom de demonstratie van 21 januari richtte de aandacht op iets dat al maanden aan de gang was. Vanaf het begin van de studentenprotesten is de overheid bezig geweest om het verzet in kaart te brengen, studenten te benaderen, informanten te werven, te infiltreren en zicht te krijgen op verschillende groepen. Niet de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) of het Interstedelijk Studenten Overleg (IOS) zouden een gevaar vormen, maar andere ‘radicalere’ studentikoze actiegroepen.
Benadering
In april en mei 2010 werd ‘Marcel’ gebeld door een man die zei dat hij van de recherche was en zichzelf Veerkamp noemde. Van welke afdeling en in welke hoedanigheid de beambte contact opnam, vertelde hij niet. Veerkamp werkt echter voor de Regionale Inlichtingendienst Utrecht, zoals uit een andere benadering blijkt. (zie Observant 58, Voor de RID is Griekenland ook een gevaar). De ‘rechercheur’ wilde graag geregeld contact met Marcel.
Marcel is student en actief voor het Studenten Actie Comité Utrecht (SACU) dat nauw samenwerkt met de Kritische Studenten Utrecht (KSU). Beide actiegroepen richten zich op de bezuinigingen op het onderwijs, maar plaatsen die tevens in maatschappelijk perspectief. Naast bezettingen, demonstraties en acties organiseerden ze ook debatten, lezingen en discussies. De kritische studentengroepen hielden een weblog bij met verslagen, agenda en discussie, een open structuur.
De man van de ‘recherche’ wilde van Marcel uit eerste hand weten wat de Utrechtse studenten de komende tijd gingen doen. “Zij wilden graag weten wat ze van ons konden verwachten”, vat Marcel het telefonische onderhoud samen. Marcel vond het nogal vreemd dat de man hem benaderde. Voor demonstraties werd openlijk opgeroepen en de groep meldde deze zelfs bij de politie aan. Waarom zou hij dan achter de rug om van andere studenten met deze man gaan praten?
Al snel werd duidelijk waar het de man om te doen was. Tijdens een van de twee gesprekken vroeg hij Marcel of ze van plan waren om stenen te gaan gooien tijdens studentendemonstraties. Marcel was nogal overrompeld door deze vraag, het leek of de politie er op zat te wachten. Alsof er een behoefte bestond van de zijde van de overheid om de studenten te criminaliseren.
AFA
Waarom wordt een student in Utrecht benaderd met de vraag of de studenten stenen zouden gaan gooien? Als Marcel de enige benaderde actievoerder was geweest dan is de conclusie simpel. De man die hem belde is wellicht werkzaam voor de Regionale Inlichtingendienst (RID) en was op zoek naar een contact binnen de kritische studentengroepen met het oog op mogelijke toekomstige ongeregeldheden. RID’ers hebben zo ook contacten met voetbalsupporters, zoals die van FC Utrecht.
Hoewel het personeel van de RID professionals zijn in het misleiden van mensen, kan de opmerking betreffende ‘stenen gooien’ een verspreking zijn geweest. De benaderde Marcel is echter geen uitzondering. ‘Peter’ werd in een eerder stadium gebeld door iemand van de overheid. Hij is student in Amsterdam en was actief voor de actiegroep Professor Protest. Het is niet duidelijk of de man die hem benaderde dezelfde persoon is geweest die Marcel heeft gebeld. Peter werd gevraagd om als informant te gaan werken. Hij voelde daar niets voor en verbrak de verbinding.
De combinatie van verschillende benaderingen, het bestempelen van elementen bij een studentendemonstratie als zijnde ‘radicaal’ en het benoemen van de ‘linkse groep Anti-Fascistische Aktie’ is te toevallig. In het deelrapport Ideologische Misdaad uit 2005 en 2007 van de KLPD worden deelnemers van AFA expliciet genoemd als ideologische misdadigers, mensen die worden verdacht van het plegen van een misdaad uit ideologische, politieke motieven.
Zodra activisten van AFA door politie worden gezien als ideologische misdadigers en door het landelijk parket gelijk worden gesteld aan roof misdadigers (Strategienota aandachtsgebieden 2005 – 2010) dan is een inlichtingenoperatie gericht op studenten een logisch uitvloeisel indien AFA-activisten ook student zijn en actief binnen die groepen. Daarbij passen benaderingen, infiltratie, aftappen, observaties en andere geheime methoden. Kritische studentengroepen plaatsen de strijd tegen de bezuinigingen van het kabinet in een breder perspectief.
Actieve studenten zijn soms ook politiek actief of strijden voor bijvoorbeeld dierenrechten, ondemocratisch Europa of bijeenkomsten van de G8 of G20. Het optreden van de overheid in deze doet sterk denken aan de inlichtingenoperatie van de BVD rond de Amsterdamse studentenbond ASVA in de jaren ’60 en ’70. Het verschil leek dat Marcel en Peter niet door de inlichtingendienst (de AIVD) zijn benaderd, maar door de ‘recherche’. De recherche zou dan misschien de Nationale Recherche zijn geweest vanwege de ‘ideologische misdaad’.
Geheime dienst
Nu is de wijze waarop prioriteiten gesteld worden aan het werk van politie en parket onderhevig aan politieke druk. Prioriteiten veranderen jaarlijks, afhankelijk van gevoerde discussies in de Tweede Kamer en de doelstellingen van een individuele minister. Het is echter moeilijk voor te stellen dat studentenprotesten plotseling als een belangrijk strategiepunt zijn benoemd voor de Nationale Recherche. Beleid verandert meestal traag, het duurt een tijd voordat het opsporingsapparaat zich gaat richten op een andere prioriteit.
Niet de Nationale Recherche zat dan ook achter de studenten aan, maar de geheime dienst. De benadering van ‘Karin’ onderstreept dit. Zij werd benaderd door iemand van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het functioneren van de AIVD. Marcel en Peter zijn waarschijnlijk benaderd door functionarissen van de Regionale Inlichtingendiensten van Amsterdam en Utrecht.
Probleem is dat inlichtingenfunctionarissen meestal niet te koop lopen met hun naam en het werk dat ze verrichten. Indien je als burger zelf niet vraagt met wie je van doen hebt, kunnen zij niet de beleefdheid opbrengen om duidelijk aan te geven dat zij voor een inlichtingendienst werken.
Karin is student aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Zij is sinds eind 2010 betrokken bij het studentenverzet. In februari 2011 bezette zij samen met andere studenten het Bungehuis van de UvA. Aan de actiegroep waar zij deel van uitmaakte, Professor Protest, nam ook Peter deel.
Op 20 april 2011 werd Karin gebeld door een man die zich voorstelde als ‘Ivo Kersting’ (of Kertjens of Kerstman of Kerstland) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Haar mobiele nummer was niet gebruikt als perstelefoon dus Ivo moet haar nummer via het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) hebben verkregen.
Ivo belde vanuit Amsterdam met nummerherkenning en sprak Karin met haar voornaam aan. Zij was nogal overrompeld door het telefoontje. Hij vroeg of hij op een gelegen tijdstip belde waarop zij ontkennend antwoordde. Hij kon haar over een uur terugbellen, maar zei niet waarover. Karin vroeg het nog, maar Ivo zei, “nee, over een uur hoor je dat wel”.
Een uur later hing hij weer aan de lijn, nu zonder achternaam. “Hallo, weer met Ivo, van Binnenlandse Zaken. Wij zijn de studentenbeweging in kaart aan het brengen. Jij bent toch woordvoerder geweest van de Bungehuis bezetting? Je bent ons positief opgevallen, en je zou ons erg helpen als je met ons rond de tafel komt zitten om wat te debatteren over de studentenbeweging.”
Ivo heeft gedurende de telefoongesprekken op geen enkele manier uitgelegd wat voor functie hij op het ‘ministerie’ vervulde. Karin antwoordde dat ze geen tijd had en niet meer actief betrokken ws bij de studentenprotesten. Ivo leek een beetje van zijn stuk gebracht door haar resolute antwoord. “Oh, dat is jammer je zou ons echt enorm kunnen helpen, kan ik je niet overhalen?”, probeerde hij nog. Toen Karin ontkennend antwoordde, gooide hij zonder gedag te zeggen de hoorn op de haak.
Intimiderend
Medewerkers van de inlichtingendienst hebben de neiging zich boven de burger, de samenleving te plaatsen. Ze hebben toegang tot allerlei persoonlijke informatie waardoor mensen die benaderd worden zich erg geïntimideerd voelen. Karin vond de gesprekken met Ivo Kersting vervelend en intimiderend. Hij bleef aandringen, draaien, geveinsd vriendelijk doen en doordrammen terwijl zij toch duidelijk was met haar ontkenning.
Ivo belde namelijk na een paar minuten weer terug. Hij verontschuldigde zich niet dat hij zo onbeschoft de hoorn op de haak had gegooid, maar zei meteen dat ze geld kreeg voor deelname aan het gesprek. Hoewel Karin opnieuw zei niet mee te willen werken, bleef de functionaris aanhouden. “We kunnen ook in Amsterdam afspreken. Ben je in Amsterdam? Je woont toch in Amsterdam? Ik ben nu met een collega in de buurt dus dan zouden we even kunnen spreken?”
Blijkbaar wisten ze meer van haar dan ze hadden laten doorschemeren. Karin wees de agenten opnieuw af, maar op het drammerige af bleef Ivo aanhouden. “Anders spreken we af dat jij bepaalt waar en wanneer je af wilt spreken. Je zou ons echt enorm kunnen helpen.” De druk werd opgevoerd. Karin moest zich schuldig gaan voelen. Zij wilde niet meewerken terwijl Ivo en zijn collega zo redelijk waren.
Dat waren ze echter niet. Ze intimideerden haar en toonden geen respect voor haar standpunt. “Weet je wat, ik overval je nu natuurlijk. Misschien kan ik je anders volgende week bellen”, zei Ivo alsof hij haar ontkenning helemaal niet had gehoord. Opnieuw voor de tiende keer antwoordde Karin dat ze niet wilde afspreken, geen tijd en zin had.
Karin was overrompeld, maar was nee blijven zeggen. Achteraf realiseert zij zich dat ze blij was dat ze wist dat ze het volste recht had om te weigeren mee te werken. Na een spervuur aan vragen te hebben overleefd en geschrokken te zijn van de behandeling, bleef er alleen maar boosheid bij haar hangen. “Het is eigenlijk politie van de ergste soort omdat ze zich niet eens voordoen als politie, en het laten lijken alsof je gewoon een gezellig kopje koffie gaat drinken”, vat ze het maanden later samen.
“Veel studenten die benaderd worden zullen dusdanig geïntimideerd zijn dat ze gaan praten omdat ze niet durven te weigeren. Anderen zullen denken dat het om een gezellige discussie of om een debat gaat”, concludeert Karin. De geheim agenten gaven haar ook die indruk. “Ze deden alsof het heel erg zou helpen als ik met ze zou gaan debatteren over de studentenbeweging, alsof zij invloed hadden op de besluitvorming rondom de bezuinigingen”, voegt ze nog toe. Karin is er van overtuigd dat er zeker studenten zijn geweest die op het aanbod zijn ingegaan en met Ivo en zijn collega of andere functionarissen hebben gesproken.
Persoonsdossiers
Naast Marcel, Peter en Karin zijn er ook andere mensen benaderd vanaf het najaar van 2010 tot en met de zomer van 2011. Waarom wordt een inlichtingendienst ingezet tegen een groep studenten die protesteert tegen de bezuinigingen op het onderwijs? Niet om rellen te voorkomen, zoals bij voetbalsupporters. Bij risicowedstrijden communiceert de RID vooral met de burgemeester en met de driehoek over mogelijke ongeregeldheden, niet met de inlichtingendienst.
Dat er een uitgebreidere inlichtingenoperatie rondom de studentenprotesten op touw is gezet, maken de eerste stukken duidelijk die via de Wet openbaarheid van Bestuur (WoB) en de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) zijn verkregen. De RID van de regiopolitie Haaglanden heeft op 27 januari 2011 een nabeschouwing van de studentendemonstratie opgesteld voor het Algemeen Commandant van de Staf grootschalig en bijzonder optreden (AC SGBO).
Of dit rapport alleen naar de algemeen commandant is gegaan, valt te betwijfelen. Op 21 maart 2011 schrijft rapporteur ‘R: 15:’ van de RID Haaglanden het verstrekkingrapport 1414/11 aan de AIVD. Het rapport gaat over een studentendemonstratie van 25 maart 2011. Er wordt in gemeld wie de organisator was van de betoging, de route en het aantal te verwachten demonstranten. Onduidelijk is of er delen van het rapport zijn achtergehouden.
Evenmin duidelijk is hoelang de overheid studenten al in kaart aan het brengen is. Duidelijk is wel dat er persoonsdossiers zijn samengesteld van individuele actievoerders. Op basis van die dossiers is de claim van burgemeester Van Aartsen, de politie en het Openbaar Ministerie rond de demonstratie van 21 januari 2011 te begrijpen. Of er provocateurs van politie of inlichtingendienst, mensen die aanzetten tot geweld, tussen de demonstrerende studenten rond hebben gelopen, is niet duidelijk. Wel waren er veel agenten in burger op de been en de ME trad onnodig hard op.
Marcel, Peter en Karin zijn fictieve namen.